Keramiek in boedelinventarissen van de zeventiende eeuw

Een beschouwing

Lezing door Adri van der Meulen tijdens het jubileumsymposium van de Nederlandse Vereniging van Vrienden van Ceramiek en Glas 1953 - 2018 Dit artikel is eerder verschenen in het verenigingsblad Vormen uit Vuur nummer 238 2018/3

tekst

Boedelinventarissen zijn een rijke bron bij het onderzoek naar de materiële cultuur in andere tijden dan de onze en vooral ook naar de veranderingen en ontwikkelingen die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan met de daarbij optredende regionale verschillen. Ze bevinden zich veelal in de archieven van de Weeskamers of van de notarissen en de aanleiding voor het beschrijven van de huishoudens is meestal een overlijden, soms een voorgenomen huwelijk waarbij de noodzaak gevoeld wordt de zakelijke inbreng van een of beide partners vast te leggen.

Onderwerpen die in aanmerking komen voor beschrijving zijn het onroerend goed, obligaties en rentebrieven, aanwezige contanten en de inboedel. In de zeventiende eeuw- het onderzochte tijdvak - wordt daarbij veel aandacht besteed aan de relatief kostbare kleding en andere textiel als wol, linnen en beddengoed. Bij het huisraad worden materiaalgroepen onderscheiden: tinwerk, koperwerk, ijzerwerk, hout- en mandenwerk en aardewerk. Als laatste worden eventuele in- en uitschulden opgesomd, en de begrafeniskosten berekend.

De boedels van het zeer rijke Rotterdamse Weeskamerarchief waaruit voor deze studie is geput hebben het grote voordeel dat ze volgens bovengenoemde rubrieken zijn opgemaakt. In de andere geraadpleegde bronnen, met name de akten van Leidse notarissen en de inventarisatieboeken van de Friese Nedergerechten worden de verschillende vertrekken van de woning een voor een aan een beschouwing onderworpen wat tijdrovender is, maar als beloning kennis aanreikt over de context waarin het aardewerk, indien aanwezig, zijn plaats had.

Nieuwsgierigheid naar het oud-Hollandse interieur is een belangrijke drijfveer bij het bekijken van de talloze data op de microfiches of inmiddels digitaal. Maar er is altijd de hoop op een belangrijke vondst van een boedel van een producent, in ons geval een potten- of plateelbakker of een koopman of koopvrouw in aardewerk. Want alleen zij beschikken over vakkennis wat betreft de benoeming van de soorten en onthullen in het gunstigste geval hun crediteuren en debiteuren.

Hoe keek de zeventiende -eeuwse man of vrouw naar keramiek, wat wisten ze van de herkomst en welke benamingen waren in gebruik? Ze leefden in een interessante tijd waarin het nodige stond te gebeuren met de grote toevloed van het Oost - Indisch porselein en de opkomst van de Nederlandse majolica en faience waarvoor allengs de buitenlandse importen moesten plaats maken. Hoe en in welk tempo voltrok zich deze transitie en wat zien we daarvan in de inventarissen? De twee andere productgroepen, het alledaagse pottenbakkersgoed en het Duitse steengoed zijn ook in beweging, maar de veranderingen vallen minder op. Daarentegen hebben de genoemde luxere soorten veel toegevoegd aan de inrichting van vrijwel alle vertrekken in de huizen. 

Keramiek in boedelinventarissen van de zeventiende eeuw

Boedelinventarissen.pdf